In 1990 reisde ik voor het eerst naar Brazilië. Ik overleefde in de Amazonejungle een aanval van bijen, had in het waterland van Ilha de Marajó een koortsdelirium, werd met een eenmotorig vliegtuigje in de bush opgepikt en naar een ziekenhuis gevlogen en danste in Salvador, Bahia met de drummers van Olodum. Brazilië bleek behoorlijk rock & roll. Vier jaar later verruilde ik de redactiestoel bij muziekblad OOR voor een hangmat in de Amazone in het noorden van Brazilië.
Voetballen met een Rat
Rio Solimões, Amazonas, juni 1995
De Veleiro del Amazonia van kapitein Valdecir waarmee ik vanuit Manaus stroomopwaarts richting Tefé vertrek, is een kleine rivierboot zonder hutten. We hebben dus weinig beschutting tegen de elementen als die gaan spoken. De eerste nacht leggen we aan bij een klein eiland voor Iranduba, waar we de volgende morgen vis willen kopen. De rivier wordt druk bevaren en ook ’s nachts gaan de transporten door. Door de deining die de schepen veroorzaken, zwiert mijn hangmat heen en weer als de slinger van een dolle klok. Ook de muziek die vanaf de boten over het water schalt en de felle schijnwerpers waarmee de oever wordt afgetast, halen me steeds uit mijn slaap.
De volgende morgen krijgen we te horen dat er voor ons geen vis is. Alles wat er is gevangen, gaat naar Manaus. Op weg naar de volgende plaats waar we proviand willen inslaan, Manacapuru, passeren we huizenhoge stapels houten planken. Verder paalwoningen, kleine plantages en in het water vrouwen en spetterende kinderen. Om in Manacapuru aan land te komen, moet ik over smalle planken balanceren. Ze buigen diep door naar het stilstaande water eronder, dat bruingrijs is en waaruit een lucht van verrotting opstijgt. Op straat voetballen kinderen met een levende rat. Luid piepend rent het dier heen en weer, tot het na een laatste welgemikte trap, niet meer verder kan en stuiptrekkend blijft liggen.
Manacapuru is een van de grotere gemeenten in de deelstaat Amazonas. Het stadje ligt ongeveer tachtig kilometer stroomopwaarts ten westen van Manaus, dicht bij waar de Rio Manacapuru uitmondt in de Rio Solimões. Veel straten staan blank. Overstromingen zijn hier geen uitzondering. Ze komen ieder jaar weer en dragen bij aan de grote biodiversiteit van het ecosysteem. Voor de bewoners is het echter een plaag. Mensen klagen over de muggen, de stank.
Nadat de zakken met levensmiddelen – rijst, bonen, maniokmeel, koffie, thee en suiker – aan boord zijn gebracht, varen we verder. Het begint te regenen, eerst zacht, maar al snel gutst het water in stromen langs de haastig neergelaten dekzeilen. Papegaaien vliegen luid kwetterend over. In de kruin van een boom beweegt traag een luiaard. Een kaaiman waggelrent op hoge steltpoten naar de oever en glijdt het water in. Als de regen een uur later ophoudt, hangen langs de rivier tientallen gieren hun vleugels in volle spanwijdte, als zwarte lakens, over de takken te drogen.
We varen de Rio Manacapuru op. Sommige delen van de rivier zijn dermate breed dat ze lijken op langgerekte meren, zoals het verder stroomopwaarts gelegen Lago Grande de Manacapuru. Meer stroomafwaarts, dichtbij de samenvloeiing met de Solimões, bevindt zich Lago Manacapuru, onze volgende halteplaats, waar wij de nacht zullen doorbrengen.
We zijn niet alleen op het meer. Op de takken van een kleine groep bomen in het water verzamelen zich aan het eind van de middag grote aantallen papegaaien. Twee aan twee vliegen ze aan. Horen en zien vergaan. Pas na uren wordt het rustig. Althans wat de papegaaien betreft.
De nacht ritselt, kraakt, krijst en schreeuwt in het duister. Soms plonst er iets in het water.
Het Ritueel van de Kat
Als het ochtendlicht verschijnt blazen brulapen met schorre kelen reveille. Ook de papegaaien maken zich op voor de dag. Groep na groep stijgen ze op. De lucht is vol vogels die in zwermen de ene figuur na de andere vormen, om vervolgens weer omlaag te duiken naar de takken waarop ze de nacht hebben doorgebracht. De klapperende vleugels veroorzaken een gedruis als het gerinkel van stenen duizendmaal versterkt. Het spektakel duurt ruim een uur en is even plotseling voorbij als het was begonnen. In de verte klinkt nog gekwetter, als de lucht in het schijnsel van de zon eerst fel geel oplicht, dan van oranje en vervolgens dieporanje naar paars en lila gaat, en uiteindelijk, vlokkerig zachtroze, oplost in de riviernevel.
In Codajás, een vreedzaam streekdorp, tanken we diesel. Achter het laadstation is een markt, waar vis op lange stokken te drogen hangt. We kopen wat. Terwijl ik in de bar van het haventje iets drink, zie ik hoe van een boot die vlak na ons afmeerde, twee mannen stappen. Een Braziliaan en iemand die met zijn witte overhemd en stropdas duidelijk vreemd is hier. Waarschijnlijk een van de vele Amerikaanse mormonen die in het gebied als zendeling actief zijn. De Braziliaan draagt een geweer. Ik vind het overdreven om in een dorp als dit gewapend rond te lopen; dan zie ik de woorden op de achterkant van het T-shirt van de man: Jesus, King Of Kings.
In de deuropening van een huis schraapt een vrouw een dode schildpad uit. Naast haar stoel ligt een jonge luiaard, de schedel ingeslagen en bedekt met geronnen bloed. Dat zowel de rivierschildpad als de luiaard zijn beschermd, maakt een hongerige maag niet zoveel uit. Het tafereel doet me denken aan André, de Maku die ik ooit in het stroomgebied van de Rio Branco, niet ver van de Rio Negro, vergezelde bij het leeghalen van zijn visnetten. André had een pirarucu gevangen, een knaap van een beest, groot genoeg om een paar dagen met zijn familie van te eten, maar nog niet volwassen. Volgen de Braziliaanse wet had hij het dier daarom moeten teruggooien. Maar wie was ik om hem, een man van het woud, daarop attent te maken? Hij had per slot van rekening geen schuld aan de overbevissing die tot dit soort wetten had geleid.
Die avond zetten we de boot op het strand bij Marituba, een kleine baptistengemeenschap aan de andere kant van de rivier. Er is hier pas zes jaar geleden elektriciteit aangelegd en het licht wordt om tien uur ‘s avonds afgesloten, vertelt een man. Hij is mijn vriend, zegt hij, en legt een hand op mijn schouder. Er hangt een lucht van cachaça om hem heen, de goedkope suikerrietrum die overal wordt gedronken. Mijn nieuwe vriend neemt me mee naar een bar. Uit luidsprekers klinken The Eurythmics: Sweet Dreams Are Made Of This. Er wordt gedanst. Het publiek bestaat voornamelijk uit kinderen en jong volwassenen, vooral meisjes. Of ik getrouwd ben, willen sommigen weten.
Een van de belangrijkste bronnen van inkomsten voor het dorp is jute. Overal langs de smalle zanderige weggetjes die tussen de houten huizen lopen, hangen de planten te drogen. In het midden van het dorp staat onder een afdakje op een tafeltje een televisie, gekocht door de burgemeester. Het is er druk. Even buiten het dorp stuit ik op het levenloze lichaampje van een jonge, zwarte kat die langs het pad ligt, er omheen stenen gegroepeerd, als bij een ritueel. Het ís een ritueel. Een meisje legt uit dat de stenen aangeven dat een stenengooier het dier heeft gedood en dat de geest van het kwaad moet worden uitgedreven, voor er weer vrede kan zijn. “Het is slecht om een kat op deze manier te doden”, voegt ze eraan toe.
De Vis in de Boom
Rio Solimões, Amazonas, juni 1995
De volgende dag in het begin van de middag komen we aan bij de haven van Coari. Op het bovendek van een boot die ons tegemoet vaart, dansen tieners op het ritme van Boi Bumba, de populaire caboclo-muziek. In het stadje zelf is het eerste wat ik zie een stenen Christus, een kopie van het reusachtige beeld dat in Rio de Janeiro op de Corvocado staat en over de baai uitkijkt. Coari maakt een armoedige indruk. Als ik weer aan boord wil gaan, maakt zich uit een van de groepjes die in de haven rondhangen een man los. Hij loopt op ons af en vraagt of we een aap willen kopen. Hij geeft met zijn handen de grootte van het dier aan. Ik weiger beleefd en ook kapitein Valdecir, die er niet aan moet denken een aap op zijn boot te krijgen, bedankt.
Terwijl we verder varen, treft mij de loomheid die hier, langs de rivier, vaak zo allesbepalend lijkt. Het is de loomheid in het ritme van het water. Het is de loomheid in de manier waarop Valdecir over het stuurwiel hangt, bijna alsof hij slaapt, terwijl het geluid van de motor in monotone cadans van de voorbijglijdende oever weerkaatst.
Witte reigers, lichtvlekken in het groen, zweven tussen de bomen en over het water. Voor zijn huis zit een man. Hij zwaait. Met zijn grote pet lijkt hij op de trompettist. Bye, bye, blackbird. Een vrouw, haar borsten bloot, wast kleren in de rivier, dezelfde rivier waaruit een kind, de handen tot een kom gevouwen, water schept en drinkt.
De kapitein wijst. Een leguaan. Prehistorische roerloosheid. De vrouw uit São Paulo kijkt. “Waarom zit die vis in die boom?”
Vond je het verhaal interessant, boeiend, de moeite waard om te lezen? Zo ja, mogen wij je dan om een kleine gunst vragen?
Wij hebben je hulp nodig…
Banzeiro is de rockende golfslag van een boot op de Amazonerivier. Banzeiro is een onafhankelijk nieuwskanaal dat zich toelegt op verhalen over de Amazone, een belangrijk klimaatcontrolecentrum van de wereld.
De missie van Banzeiro is: zoveel mogelijk mensen informeren over wat er in de Amazone op het gebied van diversiteit, duurzaamheid en wetenschap allemaal gaande is. Artikelen op Banzeiro lees je gratis. Maar het runnen van een gratis site is niet goedkoop. En daarom doen we een beroep op jou, onze trouwe bezoeker. Help ons Banzeiro in de lucht houden.
Elke bijdrage, groot of klein, die we ontvangen van lezers zoals jij, gaat direct naar de financiering van de journalistiek van Banzeiro.
Met iDEAL kun je via de beveiligde omgeving van je eigen bank de golfslag van Banzeiro ondersteunen. Dank je.
€
Doneer € -