De stemmen van quilombola’s, afstammelingen van ontsnapte tot slaafgemaakten die autonome gemeenschappen vormden, klonken als echo’s over het water: eeuwenoude kennis, hard bevochten rechten – onmisbaar voor een toekomst die recht doet aan de Amazone, aan het klimaat, aan ieder mens. Maar achter de vergadertafels bleef hun naam, ‘quilombola’, ongehoord. Geen vermelding in de slotverklaring, ondanks vragen en pleidooien die vanuit het verleden tot vandaag reikten.
Westerse landen – Europa, Groot-Brittannië, Australië – kozen voor de veilige route: beleid in algemene termen, universele rechten geformuleerd zonder namen, gezichten, geschiedenis. De diplomatie, altijd op zoek naar evenwicht, hield de deur slechts op een kiertje. Precedentwerking en angst voor verdeeldheid fungeerden als barricade. Zo bleef de deur gesloten voor gemeenschappen die hun strijd sinds slavernij en koloniaal geweld al generaties voeren.
Voor de mensen aan de oevers, in de dorpen, is deze weigering geen abstractie. Het is een voortzetting van het kolonialisme, in de taal van internationale akkoorden. Modern kolonialisme, noemen ze het zelf: oude structuren, nieuwe woorden, dezelfde uitsluiting. Toch houden ze vol. Geen erkenning in het slotakkoord, maar protest, voorstellen en de wil om te leven op het land dat hun voorouders beschermden tegen keten en kap.
Aan de andere kant van de grens, in Suriname, krijgen de Marrons wel erkenning als hoeders van het regenwoud, partners in de strijd voor biodiversiteit en dragers van de herinneringen van een continent. Hun leefwijze, diep verankerd in de ritmes van het bos, is geen voetnoot maar een essentieel hoofdstuk.
In Belém bleef erkenning voor de quilombola-gemeenschappen uit. Geen naam in het protocol. Het zijn de oude demonen van diplomatie en universele formuleringen die de deur dichthouden. En zo klinkt de kritiek luid: mondiaal klimaatbeleid dat voortzet wat ooit begon als koloniale verwijdering – een patroon waar de Amazone, haar bewoners en haar dromen keer op keer tegenaan schuren.
