Februari 11, 2025 | C. Cornell Evers
Heeft een volgende klimaattop nog zin na het vertrek van MAGA-vervuiler Amerika uit het Akkoord van Parijs?![]()
De vraag is begrijpelijk. De top COP29 in Bakoe, Azerbeidzjan, was niet bepaald een succes. De conferentie vond plaats van 11 tot 22 november 2024 en was georganiseerd onder auspiciën van het VN-Klimaatverdrag (UNFCCC). De COP bracht wereldleiders en beleidsmakers samen om naar oplossingen te zoeken voor de mondiale strijd tegen klimaatverandering.
De belangrijkste uitkomst was een akkoord over 300 miljard dollar per jaar aan klimaatfinanciering voor ontwikkelingslanden van 2025 tot 2035. Hoewel als ontoereikend betiteld - arme landen spraken over "een belediging" en "een schending van klimaatrechtvaardigheid" - biedt het een startpunt voor verdere onderhandelingen. De bijeenkomst in Bakoe liet echter te wensen over in het kader van onderwerpen als het aanpakken van fossiele brandstoffen en het verhogen van klimaatambities.
Veel organisaties beschouwden COP29 dan ook als mislukt, vooral vanwege het gebrek aan ambitie en transparantie. De aandacht en hoop is nu gericht op COP30, van 10 tot 21 november 2025 in Belém, Brazilië, bij de monding van de Amazone.
Maar heeft weer een COP nog wel zin? Luiz Marques, professor aan het Departement Geschiedenis van het Instituut voor Filosofie en Menswetenschappen aan de Staatsuniversiteit (UNICAMP) van Campinas, Brazilië, twijfelt.
Dode Letter
In een artikel in het Jornal da Unicamp (28 nov 2024), getiteld "COP29, the Zombie COP. Does COP30 still make any sense?", noemt Luiz Marques de COP in Bakoe een "zombie COP", een "onbegraven lijk". Hij stelt dat het Klimaatakkoord van Parijs al tijden een dode letter is, omdat het de waarschuwingen van het IPCC uit 1990 negeerde. Het IPCC voorspelde in 1990 nauwkeurig de opwarmingssnelheid en het overschrijden van 1,5°C rond 2025. Echter, ondanks Parijs, stegen de CO2-emissies tussen 2015 en 2024 met 8%.
Volgens Marques was COP29 een “surrealistisch schouwspel” dat de ineffectiviteit van het klimaatverdrag benadrukte. Hij vraagt zich dan ook af of COP30 nog zin heeft.
Marques benadrukt in zijn artikel dat rijke landen de ernst van de situatie nog altijd onderschatten. Door niet voldoende te investeren in de CO2-reductie van armere landen, zullen zij zelf te maken krijgen met toenemende klimaatschade, betoogt hij. Europa is inmiddels het snelst opwarmende continent, aldus een rapport van de Wereld Meteorologische Organisatie (WMO) van de Verenigde Naties.
Kloof
COP30 staat voor grote uitdagingen. De keuze voor Belém benadrukt de relatie tussen de Amazone en het klimaat. Gelegen in dit cruciale gebied vormt de locatie een ideaal podium voor discussies over milieubescherming en een duurzame toekomst.
De geloofwaardigheid van de onderhandelingen staat echter onder druk. Een belangrijke reden hiervoor is het ontbreken van effectieve mondiale handhavingsmechanismen voor klimaatdoelstellingen. Een voorbeeld is gastland Brazilië. Ondanks eerdere toezeggingen stegen de broeikasgasemissies, en nam de regering conflicterende besluiten, zoals de toetreding tot OPEC+ en het organiseren van een olie- en gasveiling na COP28.
Er was de afgelopen jaren wel even een klein (tijdelijk) lichtpunt. De Amerikaanse president Biden keurde aanvankelijk meer vergunningen voor olie- en gasboringen goed dan zijn voorganger Trump, maar voerde later strenge beperkingen in.
Echter, president Donald Trump ondertekende op zijn eerste dag (opnieuw) in functie, 20 januari 2025, een groot aantal decreten die gericht zijn op het terugdraaien van milieuregels en het stimuleren van de binnenlandse productie van fossiele brandstoffen. Tevens stapte Amerika, net als eerder, tijdens Trumps eerste termijn als president, uit het Klimaatakkoord van Parijs.
De Amerikaanse zakenman Michael Bloomberg heeft inmiddels toegezegd de klimaatfinanciering van de Verenigde Staten op zich te nemen. Via zijn non-profitorganisatie Bloomberg Philanthropies zal hij ervoor zorgen dat de VS hun wereldwijde klimaatverplichtingen blijven nakomen, ondanks het federale besluit om het akkoord te verlaten.
Bloomberg Philanthropies betaalt het bedrag dat de VS jaarlijks verschuldigd zijn aan de VN-organisatie UNFCCC (United Nations Framework Convention on Climate Change) en zorgt ervoor dat de VS aan hun rapportageverplichtingen over uitstoot blijven voldoen.
Wordt vervolgd...
Literatuur:
Luiz Marques - COP29, a COP Zumbi. Faz ainda algum sentido a COP30? (Jornal da Unicamp)
Luiz Marques – COP29, the Zombie COP. Does COP30 still make any sense?
![]()
COP30
De Klimaatconferentie van Belém 2025, de dertigste Conference of the Parties onder het VN-klimaatverdrag (UNFCCC), vond plaats van 10 tot 22 november in Belém, aan de monding van de Amazone. Wereldleiders en beleidsmakers kwamen er bijeen voor oplossingen tegen de klimaatcrisis. Toch overschaduwden kritische stemmen de bijeenkomst. Veel waarnemers en bewegingen uit het Amazonegebied spraken al snel over neokoloniale houdingen: regeringen, multinationals en zelfs internationale media die de volkeren van het regenwoud als decor behandelden, onbeschaamd hun eigen macht uitoefenend. Inheemse en traditionele gemeenschappen fungeerden vaak als symbolisch uithangbord: in toespraken en ceremonies haalden leiders hun landrechten, kennis en voorstellen aan, maar die sijpelden nauwelijks door in bindende afspraken over bosbeheer, infrastructuur of fossiele projecten. Grote exportplannen zoals de spoorlijn Ferrogrão en de privatisering van rivieren dienden vooral soja, mijnbouw en logistiek, met de ecologische en sociale lasten voor lokale ecosystemen en bewoners. Grondstoffen en winst vloeiden naar nationale en internationale elites, risico’s en vernietiging bleven hangen bij de Amazonevolken – een patroon dat activisten en wetenschappers ronduit hedendaagse koloniale extractie noemen. Tegelijkertijd kwamen lokale en inheemse gemeenschappen massaal in actie tijdens COP30. Ondanks weinig resultaat binnen de officiële top organiseerden bewegingen als de Cúpula dos Povos (‘Top van het Volk’) grote protestmarsen en bijeenkomsten in Belém. Duizenden mensen, waaronder inheemse groepen, rubbertappers en bondgenoten uit sociale bewegingen en ngo’s, eisten een echte stem in klimaat- en landbeleid, met grote aandacht voor klimaatrechtvaardigheid, landrechten en het stoppen van vernietigende projecten zoals Ferrogrão en nieuwe olieboringen. Hun boodschap: zonder levende bossen én rechtvaardige behandeling van lokale volkeren zijn er geen echte klimaatoplossingen. Toch werden hun voorstellen nauwelijks vastgelegd, gingen grootschalige infrastructuur- en exportprojecten door en bleef de macht vooral bij nationale en internationale elites. Zo herhaalde COP30 de oude koloniale logica, ondanks alle protest en het grote aantal deelnemers van de inheemse gemeenschappen van de Amazone. Van ‘Groene Hel’ tot COP30: Koloniale blik op inheemse ‘figuranten’ Wat tijdens COP30 opviel – inheemse volken die vooral als decor dienen terwijl de echte beslissingen elders worden genomen – herkende ik pijnlijk in de ruim halve eeuw oude Amazonas-trilogie van de Nederlandse schrijver en journalist Anthony van Kampen (1911–1991). Vanuit die Amazoneblik dringt zich de vraag op of COP30 werkelijk brak met koloniale patronen. Ook in deze trilogie fungeert de Amazone als exotisch decor voor het perspectief van de buitenstaander, en worden inheemse gemeenschappen gereduceerd tot figuranten in een verhaal dat hun eigen stem nauwelijks toelaat. Daarbij is dezelfde neiging tot marginalisering zichtbaar als bij verschillende internationale conferenties rond het Amazonegebied. Na ruim dertig jaar reizen door Amazonas, waaronder verblijven bij inheemse volken als Tukano en Desana in het stroomgebied van de boven-Rio Negro en in de Salesiaanse missiepost bij Pari-Cachoeira aan de Rio Tiquié, besloot ik de trilogie opnieuw te lezen. Dat viel niet mee. De Amazonas-trilogie is voor mij het meest nare boek over het gebied dat ik ooit tegenkwam. Alle drie de delen – ‘Het land dat God vergat’ (1967), ‘Geschonden Eldorado’ (1972) en ‘De laatste grens’ (1974)’ – zitten vol misplaatst superioriteitsgevoel tegenover de lokale bevolking. Het boek toont een koloniale houding die de natuur afschildert als vijandig en inheemse mensen reduceert tot hulpeloze ‘wilde indianen’, terwijl missionarissen worden verheerlijkt. Feitelijke onjuistheden over rubbertappers, culturele overschrijdingen en een westers ontwikkelingsdenken tasten de geloofwaardigheid aan en negeren lokale culturen. De trilogie lijkt op het eerste gezicht een aanklacht tegen de mensonterende omstandigheden in het Amazonegebied. Onder de oppervlakte schuilt echter een dubbele moraal, doorspekt met feitelijke onjuistheden en zelfgecreëerde mythen. De schrijver toont diepe verontwaardiging over de uitbuiting door rubberbaronnen, de ‘vergeten’ leprozen en de armoede van inheemse volken en riviergemeenschappen, en presenteert missionarissen als zelfopofferende helden in een ‘Groene Hel’. Tegelijkertijd blijft zijn perspectief stevig verankerd in een westers, ontwikkelingsgericht wereldbeeld, waarin ‘beschaving’ en modernisering vanzelfsprekende normen zijn. De spanning die dit oproept, uit zich onder meer in zijn taal en beweringen. Zo beschrijft hij het ecosysteem van het regenwoud vaak vanuit een neerbuigende blik van buitenstaanders. Hij spreekt denigrerend over de ‘mato’ – de vijandige wildernis – in plaats van de meer respectvolle Portugese term ‘mata’ voor bos of woud te gebruiken. Ook beweert hij dat niemand ’s nachts het woud ingaat of durft te gaan, en negeert daarmee de feitelijke, vertrouwde omgang die inheemse en riviergemeenschappen met het bos hebben. Het zegt meer over zijn eigen, dramatiserende verbeelding dan over de werkelijkheid van het Amazonewoud en zijn bewoners. In deel drie, ‘De laatste grens’, dat zich afspeelt rond de bovenloop van de Negrorivier, het Alto Rio Negro-gebied, heeft hij het steeds opnieuw over de voortdurende overlast van carapanas, bloedzuigende muggen als Culex, Anopheles en Aedes aegypti, die ziekten als malaria en dengue verspreiden. Dit contrasteert echter met de ecologische realiteit: het zwarte-water daar heeft een zeer lage pH-waarde (3,5-4,5 door humuszuren), wat de larvale ontwikkeling van deze insecten sterk remt vergeleken met witte rivieren zoals de Solimões. Carapanas zijn er minder talrijk, de vissen klein en de weidegronden schraal, wat de voedselzekerheid van inheemse gemeenschappen onder druk zet. Tijdens weken reizen door het gebied had ik zelf geen muskietennet nodig, wat aansluit bij deze zuurgraad effecten en zijn overdrijving relativeert als dramatische stijlfiguur. Ook zijn beschrijving van de peixe-boi (Braziliaans-Portugees voor manatee/zeekoe) in de trilogie zegt veel over zijn blik op de Amazone. In de teksten waar hij het dier opvoert, behandelt hij het als een soort grote, wat onhandige ‘vis”, niet als het kwetsbare zoogdier dat het biologisch is en dat cultureel vaak een bijzondere status heeft bij lokale gemeenschappen. Hij reduceert het tot jachtprooi, onderdeel van het exploiteerbare ‘natuurlijke decor’. Dan is er nog zijn generaliserende beschrijving van rubbertappers als ‘soldados da borracha’ (‘rubbersoldaten’), die historisch onjuist is. Die term geldt specifiek voor de tijdens de Tweede Wereldoorlog (1942-1945) gedwongen gerekruteerde tappers voor de geallieerden, niet voor de pre-oorlogse seringueiros (‘rubbertappers’) van eind 19e/begin 20e eeuw, die onder barre, maar niet altijd militaire omstandigheden werkten. De natuur is bij Anthony van Kampen geen wonder van biodiversiteit, maar een vijandige, monsterlijke kracht die overwonnen moet worden; […]
De klimaattop COP30 in Brazilië heeft een slotverklaring opgeleverd waarin geen duidelijke afspraak is opgenomen om fossiele brandstoffen uit te faseren, ondanks dat veel landen en klimaatorganisaties daar sterk op hebben aangedrongen. Vertegenwoordigers van onder meer inheemse bevolkingsgroepen en het maatschappelijk middenveld zijn teleurgesteld omdat het akkoord vooral inzet op implementatie van bestaande afspraken, het vergroten van klimaatfinanciering en verbetering van internationale samenwerking, zonder nieuwe verplichtingen voor de afbouw van fossiele energie. De Braziliaanse voorzitter, André Corrêa do Lago, benadrukte dat belangrijke discussies over het beëindigen van fossiele energie wél zijn gevoerd, maar dat hierover geen harde afspraken in het slotdocument zijn opgenomen. Hij erkent het belang van deze debatten en kondigt aan dat onder het Braziliaanse voorzitterschap bij volgende bijeenkomsten meer aandacht zal zijn voor de bescherming van bossen en kwetsbare gemeenschappen, en voor het rechtvaardig vormgeven van de transitie naar een koolstofarme economie. Verder is afgesproken dat internationale klimaatfinanciering voor kwetsbare landen aanzienlijk moet worden verhoogd. De nadruk ligt daarnaast op het vergroten van transparantie en samenwerking om de doelen van het Klimaatakkoord van Parijs te halen, met aandacht voor sociale rechtvaardigheid, mensenrechten en de rol van inheemse volkeren. Veel klimaatactivisten vinden het akkoord echter onvoldoende en noemen het een gemiste kans om internationaal door te pakken voor strengere klimaatmaatregelen. Op het laatste moment gooide Colombia een flinke steen in de vijver. Hun standpunt was helder: de conferentie kon niet worden afgesloten zonder een duidelijke verwijzing naar een rechtvaardige, ordentelijke en eerlijke overgang weg van fossiele brandstoffen. Samen met Nederland kondigde het land aan in april 2026 een internationale conferentie te organiseren die deze overgang moet versnellen, met speciale aandacht voor juridische, economische en sociale aspecten. Colombia maakte hiermee duidelijk dat zonder rechtvaardigheid geen echte vooruitgang mogelijk is.
De stemmen van quilombola’s, afstammelingen van ontsnapte tot slaafgemaakten die autonome gemeenschappen vormden, klonken als echo’s over het water: eeuwenoude kennis, hard bevochten rechten – onmisbaar voor een toekomst die recht doet aan de Amazone, aan het klimaat, aan ieder mens. Maar achter de vergadertafels bleef hun naam, ‘quilombola’, ongehoord. Geen vermelding in de slotverklaring, ondanks vragen en pleidooien die vanuit het verleden tot vandaag reikten. Westerse landen – Europa, Groot-Brittannië, Australië – kozen voor de veilige route: beleid in algemene termen, universele rechten geformuleerd zonder namen, gezichten, geschiedenis. De diplomatie, altijd op zoek naar evenwicht, hield de deur slechts op een kiertje. Precedentwerking en angst voor verdeeldheid fungeerden als barricade. Zo bleef de deur gesloten voor gemeenschappen die hun strijd sinds slavernij en koloniaal geweld al generaties voeren. Voor de mensen aan de oevers, in de dorpen, is deze weigering geen abstractie. Het is een voortzetting van het kolonialisme, in de taal van internationale akkoorden. Modern kolonialisme, noemen ze het zelf: oude structuren, nieuwe woorden, dezelfde uitsluiting. Toch houden ze vol. Geen erkenning in het slotakkoord, maar protest, voorstellen en de wil om te leven op het land dat hun voorouders beschermden tegen keten en kap. Aan de andere kant van de grens, in Suriname, krijgen de Marrons wel erkenning als hoeders van het regenwoud, partners in de strijd voor biodiversiteit en dragers van de herinneringen van een continent. Hun leefwijze, diep verankerd in de ritmes van het bos, is geen voetnoot maar een essentieel hoofdstuk. In Belém bleef erkenning voor de quilombola-gemeenschappen uit. Geen naam in het protocol. Het zijn de oude demonen van diplomatie en universele formuleringen die de deur dichthouden. En zo klinkt de kritiek luid: mondiaal klimaatbeleid dat voortzet wat ooit begon als koloniale verwijdering – een patroon waar de Amazone, haar bewoners en haar dromen keer op keer tegenaan schuren.
“Ontbossing heeft zijn eigen dynamiek,” zei Philip Fearnside, klimaatwetenschapper bij het Nationale Instituut voor Amazoneonderzoek (INPA) in Manaus, toen ik hem drie jaar geleden voor het laatst sprak. Het was in de aanloop naar de presidentsverkiezingen, in de laatste maanden – weten we nu – van de regering van de ultrarechtse Jair Bolsonaro, een desastreuze periode voor het Amazonewoud. Zou zijn uitdager Luiz Inácio Lula da Silva het beter doen? Toen hij in Manaus op campagne was, liet hij weten de plannen te steunen om de BR-319, een achthonderdtachtig kilometer lange snelweg van Porto Velho, de hoofdstad van de Braziliaanse deelstaat Rondônia, naar Manaus, opnieuw aan te leggen. Daarmee wordt een enorm gebied in de Amazone opengesteld. En dat zal niet ophouden bij Manaus: er bestaan plannen om de weg verder noordwaarts door te trekken, tot aan de grens met Venezuela. Dat zou een groot bosgebied in het westen van de deelstaat Amazonas aantasten. Ik vroeg Fearnside destijds of hij dacht dat het presidentschap van Bolsonaro de vernietiging van de Amazone zodanig had versneld dat er misschien geen weg meer terug was. Philip Fearnside: “Nou, sommige dingen kunnen ongedaan worden gemaakt, maar andere niet. Als je een weg of iets bouwt, dan onttrekt het zich aan de controle van de regering. Ja, de regering besluit om de weg aan te leggen, maar als die er eenmaal is, zijn er vervolgens duizenden individuen die zich verplaatsen en hun eigen beslissingen nemen. En in de praktijk gebeurt dat alles buiten het zicht van de controle van de overheid. Ze kunnen allerlei discussies voeren over bestuur en dergelijke, maar wat er werkelijk gebeurt heeft zijn eigen dynamiek. Dat is één ding. Het kost veel tijd om te herstellen wat er de afgelopen vier jaar verloren is gegaan. Verder is het net gekozen Nationale Congres meer anti-milieu dan het vorige. Het is dus zeer waarschijnlijk dat veel wetten uit de periode van de regering Bolsonaro zullen blijven. De aanhangers van Bolsonaro in het congres willen er zelfs een aantal aannemen voor het einde van dit jaar, nog voor het nieuwe congres het roer overneemt. Daaronder is PL 191, die inheemse gebieden openstelt voor hydro-elektrische dammen, mijnbouw, landbouw, houtkap enzovoort. Dat zou dus zeer ernstig zijn. Vergeet niet dat Lula de bouw van hydro-elektrische dammen heeft gesteund. Hij bouwde de Belo Monte Dam en zou dat weer kunnen doen.” Het is inmiddels drie jaar verder, maar de woorden van Philip Fearnside echoën nog altijd door. Een recent artikel van de klimaatwetenschapper op de website van onafhankelijk persagentschap Amazônia Real uit Manaus verwijst naar een brief die op 20 november 2025 is gepubliceerd in het tijdschrift Science. In deze brief leggen de auteurs uit dat er een kloof is tussen de internationale klimaatretoriek van Brazilië en het daadwerkelijke beleid van de regering Lula, met name rond de uitbreiding van olie-extractie bij de monding van de Amazone. Fearnside benadrukt dat deze discrepantie problematisch is voor het behoud van het Amazonewoud en het wereldklimaat. De brief bespreekt de gevolgen van het huidige beleid wat betreft klimaat, natuur en de rechten van inheemse volken en waarschuwt voor het gevaar van het blijven openen van nieuwe olievelden, wat indruist tegen de mondiale doelstelling om fossiele brandstoffen snel uit te faseren. Olie: de hypocrisie van Brazilië tijdens COP30 Door José é Amorim Reis-Filho, Tommaso Giarrizzo, Friedrich Wolfgang Keppeler, Eurico Noleto-Filho, Marcelo Oliveira Soares, Valter M. Azevedo-Santos, Guilherme O. Longo, Mariana Bender, Rafael A. Magris en Philip M. Fearnside We hebben een brief gepubliceerd in het tijdschrift Science (hier beschikbaar), waarin we wijzen op het grote verschil tussen wat Brazilië zegt over het aanpakken van de opwarming van de aarde en wat de regering in de praktijk doet met nieuwe olieprojecten aan de monding van de Amazone en in andere voorgestelde winningsgebieden. Hieronder volgt de tekst (in Nederlandse vertaling): “De toestemming die de Braziliaanse regering op 20 oktober verleende voor olieboringen aan de monding van de Amazone staat in scherp contrast met de rol van Brazilië als gastheer van de 30e Conferentie van de Partijen bij het Klimaatverdrag van de Verenigde Naties (COP30). Deze beslissing ondermijnt de geloofwaardigheid van de Braziliaanse klimaatbeloften en de boodschap die het land wereldwijd probeert uit te dragen. Het project staat het staatsbedrijf Petrobras toe om proefboringen naar olie te verrichten in een zeegebied nabij de monding van de Amazone. Dit is in strijd met het standpunt van het Internationaal Energieagentschap (Net Zero tot 2050), dat pleit voor het niet ontwikkelen van nieuwe olie- en gasvelden waar ook ter wereld. Naar schatting zal het project ongeveer vijf jaar nodig hebben om de commerciële olieproductie op gang te brengen, gevolgd door nog eens vijf jaar om de initiële investering terug te verdienen. Daarna is het onwaarschijnlijk dat investeerders de activiteiten met nulwinst zullen stopzetten, wat betekent dat de winning zal worden voortgezet. Op de boorlocatie is het water twee keer zo diep als waar in 2010 de grote olieramp plaatsvond in de Golf van Mexico. Die ramp duurde vijf maanden voordat die gestopt kon worden. Als er in het Amazonegebied een olielek ontstaat, kan het lang duren voordat dat onder controle is. Zo’n ramp zou een ongekende catastrofe voor de biodiversiteit betekenen. Het gebied is ecologisch zeer divers, met koraalriffen en mangrovebossen langs de kust. Ook zouden de levens van inheemse volken en traditionele vissers ernstig bedreigd worden. Brazilië zegt het milieu te beschermen, maar breidt ondertussen de olieproductie uit bij de monding van de Amazone. Dat is een opvallende tegenstelling tussen woorden en daden. Kort voor de klimaattop COP30 tekenden Brazilië en andere landen uit het Amazonegebied de Bogotá-verklaring, waarin ze afspreken samen sterk op te treden in de klimaatbesprekingen. Daardoor kunnen deze landen een gezamenlijk standpunt innemen en een leidersrol spelen. Wil Brazilië echt het goede voorbeeld geven, dan moet het ontwikkelingsbeleid aangepast worden aan de milieuregels en ethiek die het belooft na te leven. Echt leiderschap betekent niet de laatste druppel olie oppompen, maar juist kiezen voor een toekomst die duurzaam en eerlijk is, en […]
De klimaattop COP30 in Belém loopt richting het slotstuk, maar het tempo blijft laag en de onderhandelingen stroef. In de blauwe zone, waar de formele onderhandelingen plaatsvinden, zijn ondanks weken intensief overleg nog geen grote doorbraken bereikt. Vooral het uitfaseren van fossiele brandstoffen en de financiering van klimaatmaatregelen zorgen voor wrijving, met teleurstelling bij kwetsbare en inheemse groepen. Zij voelen zich onvoldoende gehoord, terwijl Brazilië vooraf juist het belang van inclusiviteit en bossen onderstreepte. Wat steeds meer opvalt: het aantal fossiele lobbyisten is naar ruim 1600 gestegen — meer dan deelnemers bij de meeste nationale delegaties. Hun aanwezigheid wekt kritiek: lobbyisten zetten veelal in op het afzwakken van afspraken over fossiel en dringen aan op lagere financiële toezeggingen. Zo wordt het toegezegde bedrag van 300 miljard dollar aan klimaatfinanciering tot 2035, dat in 2024 tijdens COP29 werd afgesproken en nu op COP30 bevestigd, door velen gezien als te laag; wetenschappers stellen dat zeker vier keer zoveel nodig is. Veel van die steun is bovendien in de vorm van leningen, wat landen met hoge schulden extra raakt. Brazilië zet zich in als hoeder van de bossen en lanceerde de Tropical Forest Forever Facility (TFFF), een fonds van 125 miljard dollar als ode aan het bos. Vanaf 2026 moeten boslanden beloond worden voor het bewaren van hun groene zones. Tot nu toe is er zo’n 5,5 miljard toegezegd, vooral door Brazilië, Indonesië, Noorwegen en Frankrijk. Het doel is om het fonds te laten groeien met privaat geld en andere landen, met een open deur voor landen als Congo – al zit die er nog niet bij. Het geld moet vooral naar inheemse en lokale gemeenschappen, een lang gewenste erkenning. Of het echt helpt, moet de toekomst uitwijzen. De sfeer is gespannen, met hoop en onzekerheid. De deadline voor nieuwe klimaatplannen nadert, maar belangenstrijd over fossiel en geld strooit roet in het eten. Kleine stappen zijn gemaakt, maar het blijft afwachten hoe krachtig het eindakkoord wordt. De bossen en hun bewoners wachten af. Foto: Marcha Mundial pelo Clima, Wereldmars voor het Klimaat in de straten van Belém. (© Alberto César Araújo/Amazônia Real)
Een berichtje op Bluesky: “Je moet het als progressieveling tegenwoordig van de paus hebben, zo rechts is de politiek geworden.” Via een videoboodschap op maandag 17 november, tijdens COP30 in Belém, riep paus Leo XIV wereldleiders op om vrede en zorg voor de schepping met elkaar te verbinden, en een plan op te stellen voor het algemeen welzijn waarin de waardigheid van iedere mens centraal staat. Hij treedt daarmee duidelijk in de voetsporen van zijn voorganger, de vorig jaar overleden paus Franciscus. Paus Franciscus maakte tijdens zijn pontificaat duidelijk dat zorg voor de schepping een kernprioriteit is. In zijn encycliek Laudato Si’ (2015) en de apostolische exhortatie Laudate Deum (2023) waarschuwde hij voor de ernstige, deels onomkeerbare schade door klimaatverandering, vooral voor de meest kwetsbaren. Hij pleitte voor het loslaten van fossiele brandstoffen en een snelle overgang naar schone energie. Met grote urgentie bracht Franciscus de bescherming van de Amazone onder de aandacht, met name tijdens de Pan-Amazonesynode in 2019 in Rome. Daar kwamen bisschoppen, inheemse leiders en experts bij elkaar om ontbossing, sociale rechtvaardigheid en het lot van de Amazonevolkeren te bespreken. De synode bood inheemse gemeenschappen een krachtig podium als stem voor het regenwoud en zijn toekomst. Het belang van respect voor de aarde en voor landrechten werd er met klem uitgesproken, tegen de achtergrond van een dreigend kantelpunt in het Amazone-ecosysteem door ontbossing en klimaatverandering. De boodschap was helder: leven, natuur en rechtvaardigheid horen bij elkaar. Wie van iets houdt, zorgt ervoor. Na het overlijden van Franciscus zette zijn opvolger, paus Leo XIV, deze koers voort, met bijzondere aandacht voor klimaatactie en duurzame ontwikkeling. Dit sluit aan bij internationale bijeenkomsten als COP30, waar bescherming van ecosystemen als de Amazone hoog op de agenda staat. De Kerk neemt daarin een voortrekkersrol op zich door ecologische zorg, sociale rechtvaardigheid en morele verantwoordelijkheid met elkaar te verbinden. Paus Leo XIV zei in zijn videoboodschap tijdens COP30 dat de mensheid faalt in haar zorg voor de aarde, die “schreeuwt in overstromingen, droogtes, stormen en meedogenloze hitte”. Hij benadrukte dat een derde van de wereldbevolking kwetsbaar is door klimaatverandering en dat het niet het klimaatakkoord is dat faalt, maar de menselijke reactie en het gebrek aan politieke wil om beloften na te komen. Hij riep op tot snelle en rechtvaardige actie, waarschuwde tegen het uitbuiten van de aarde als strijdtoneel voor grondstoffen. Alleen rechtvaardige en snelle klimaatactie kan zorgen voor een stabielere en eerlijkere wereld, aldus de paus. Inheemse volkeren: “Het antwoord zijn wij” Op zondag 16 november vond in Belém een klimaatmars plaats onder de noemer “Marcha Mundial dos Povos Indígenas – A Resposta Somos Nós”, “Global Indigenous March – The Answer Is Us”. Ongeveer 2.500 leden van inheemse volkeren en sympathisanten eisten dat de grenzen van hun gebieden snel en duidelijk worden vastgesteld, dat de exploitatie van fossiele brandstoffen en mijnbouw stopt, en dat een wet om de Amazone-rivieren te privatiseren wordt ingetrokken. Centraal stond het voorstel van Apib, de organisatie van inheemse volkeren in Brazilië, voor de Inheemse NDC. Dit plan pleit voor het erkennen en beschermen van inheemse gronden als een belangrijke stap tegen klimaatverandering. “Marcha Mundial dos Povos Indígenas – A Resposta Somos Nós”, “Global Indigenous March – The Answer Is Us” (Fotos: Alberto César Araújo/ Amazônia Real).
Belém staat deze weken in het teken van COP30. Aan de rand van het Amazonewoud vormt de Braziliaanse stad het decor van de dertigste VN-klimaattop, tien jaar na het Akkoord van Parijs. Ruim vijftigduizend deelnemers, van wereldleiders tot inheemse vertegenwoordigers, proberen nieuw leven te blazen in het vastgelopen klimaatproces. De keuze voor Belém is meer dan symbolisch. Terwijl in de conferentiezalen wordt onderhandeld over klimaatfinanciering en energietransities, woedt buiten de strijd tegen ontbossing en droogte. De Amazone is tegelijk onderwerp en spiegel van wat er op het spel staat. Na de als mislukt beschouwde top in Bakoe hopen onderhandelaars op meer dan nieuwe beloftes. Maar Brazilië, het gastland dat zich graag als bruggenbouwer presenteert, voert een dubbel beleid. Terwijl Lula lof krijgt voor zijn groene ambities, versoepelde het parlement milieuregels en blijven olieboringen en snelwegprojecten omstreden. In Belém klinkt iets dat niet uit de vergaderzalen komt: een andere urgentie, rauwer en dichter bij de grond. Tijdens de eerste week van COP30 botsten twee werelden op elkaar: die van de diplomatie en die van het woud. Op straat geen beleidsjargon, maar geroep, gezang en trommelslagen. De Tupinambá en de Munduruku stonden daar, gezichten beschilderd, spandoeken omhoog. Ze vroegen niet om spreektijd aan de conferentietafels, ze eisten het. Sommigen drongen door tot voorbij de hekken van de VN-zone, vastbesloten aandacht te vragen voor wat buiten die muren speelt: de dreiging van privatisering van rivieren, nieuwe olieboringen in het hart van de Amazone, het gebrek aan medische zorg in hun dorpen. “De COP luistert niet naar ons,” zei sjamaan Nato Tupinambá tegen persagentschap Amazônia Real. “Alleen wij kunnen over onze pijn spreken.” Kort daarna sloeg de sfeer om. Agenten dreven de menigte uiteen; volgens getuigen werden ook vrouwen met kinderen tegengehouden. Mensenrechtenorganisaties spraken van buitensporig geweld en institutioneel racisme. Lula, zichtbaar geïrriteerd en met het oog van de wereldpers op zich gericht, maande tot “meer orde” rond de conferentie. De VN kondigde daarop een onderzoek aan naar het politieoptreden. Binnen in de conferentiezalen zaten de gesprekken over het afbouwen van fossiele brandstoffen muurvast, vooral door weerstand van olieproducerende landen. Er was wat beweging rond bosbescherming en brandbeheer, maar het wantrouwen bleef, zwaar en stil als de vochtige lucht aan het eind van de dag boven Belém. Tussen alle speeches en statistieken bleven de woorden van de inheemse leiders hangen: “De Amazone is geen decor, het is ons thuis.”
Terwijl internationale media worstelen met taal en afstand, laten inheemse volkeren en lokale verslaggevers in Belém zien wat klimaatrechtvaardigheid werkelijk betekent. Een prikkelend bericht in de klimaatnieuwsbrief van dagblad Trouw: de klimaatredacteur meldt zich opgewekt vanuit het tropische Belém, waar klimaattop COP30 plaatsvindt. Tussen neus en lippen door schrijft hij: “Eén praktisch probleempje voor mij als journalist – en indirect dus ook voor jou als lezer. De Brazilianen met wie ik hier probeer te praten, spreken doorgaans geen woord Engels. En ik geen woord Portugees.” Dat valt op. Want hoe lang is het eigenlijk al bekend dat COP30 in Belém wordt gehouden — een grote Braziliaanse stad in het hart van de Amazone, waar men vanzelfsprekend Portugees spreekt? Hoeveel moeite zou het kosten om voor vertrek op zijn minst een basiscursus Portugees te volgen? Van arbeidsmigranten in Nederland verwachten we immers ook dat ze Nederlands leren. Gelukkig, schrijft dezelfde redacteur, is er altijd nog AI. Misschien had Trouw dan beter meteen AI kunnen inschakelen om verslag te doen. Dat had niet alleen het taalprobleem opgelost, maar ook de ecologische voetafdruk van de krant verkleind. Of was het nog eenvoudiger geweest om de eigen correspondent in Brazilië aan het woord te laten? Iemand die er woont, de taal spreekt en werkelijk begrijpt wat er speelt — niet alleen in Belém, maar in heel Brazilië. Iemand die de politieke en economische mores van het land kent. Het onafhankelijke persbureau Amazônia Real uit Manaus is wél aanwezig in Belém. Hun journalisten en fotografen doen verslag van de klimaatcrisis en COP30 en versterken de stemmen van inheemse en traditionele volkeren uit het Amazonegebied. Zij, de volken van de Amazone, eisen in Belém een centrale rol op, verzetten zich fel tegen het negeren van hun landrechten en dringen aan op directe deelname aan besluitvorming. Hun aanwezigheid maakt duidelijk dat klimaatbeleid pas rechtvaardig is als hun kennis en stem serieus worden genomen. Protesten tegen privatisering van rivieren en spoorlijn Ferrogrão Op zaterdag 15 november vulden de straten van Belém zich met tienduizenden deelnemers aan de Marcha Mundial pelo Clima, Wereldmars voor het Klimaat. Inheemse volkeren en hun leiders, quilombola’s, rivieroevergemeenschappen en sociale bewegingen toonden hun verzet tegen plannen die hun land en bestaan bedreigen, hun stemmen krachtig en vastberaden. Het meest in het oog sprong het verzet tegen Decreto nº 12.600, dat belangrijke rivieren zoals de Rios Tapajós en Tocantins-Araguaia openstelt voor privatisering. “De rivieren zijn leven — en dat laten we ons niet afpakken,” zei Nilva Borari van het Borari-volk. Haar woorden weerklonken door de menigte. Ook de geplande spoorlijn Ferrogrão ligt zwaar onder vuur. Van de sojaplantages in Mato Grosso, in het middenwesten van Brazilië, tot de haven van Miritituba aan de Tapajós-rivier in Pará — een afstand van 933 kilometer — zal deze ‘graanrail’ inheemse gebieden en natuurparken doorkruisen, en daar en elders zowel de rechten van mens en natuur schenden als verdere ontbossing veroorzaken. De klimaatmars in Belém was niet zomaar een protest — het was, met muziek, dans, kunst en saamhorigheid, een collectieve kreet, een dringende oproep om de strijd voor het klimaat te verbinden met de strijd voor land, cultuur en toekomst.
De internationale klimaatconferentie COP30 in de Braziliaanse Amazonestad Belém is geen gewone klimaattop. Het is een stormachtig toneel waar de winden van verandering en conflict door de straten waaien. Niet alleen wereldleiders staan op het podium, maar vooral de stemmen van de inheemse volken, als hoeders van de Amazone, laten zich krachtig horen. Zij houden hun wereld stevig vast en weigeren te zwijgen, ook als de machthebbers om hen heen liever wegkijken. Belém: hier komt de planeet tot stilstand, aan de monding van de Amazone, en luistert. COP30 is geen diplomatiek ritueel maar een botsing van werelden. De lucht zindert van protest. Inheemse volken, de echte hoeders van het woud, eisen hun plek op. Ze weigeren te zwijgen terwijl hun rivieren stikken en hun bossen branden. Het oerwoud zelf bezielt de strijd, uit de wortels die de planeet adem geven maar waar het groen schaarser wordt en de wereld zwijgt. Hier worden mooie woorden getest op waarheid. Zo’n negentig leden van de Munduruku-gemeenschap blokkeren de poorten van de conferentie. Er zijn geen leuzen, geen lawaai — alleen een lange stilte. Die bonkt echter als een trommel, als een hartslag. Hun boodschap is helder: dit is overleven, geen overleg. Rondom hen golven spandoeken: “Ons land is niet te koop.” Agenten sluiten de poorten, maar de echo van de menigte dringt dieper door dan welk rapport ook. Zeker, er zijn panels voor inheemse vertegenwoordigers, maar de macht om echt richting te geven blijft ongelijk verdeeld. De taal van de aarde botst nog steeds met de taal van nationale belangen, met het kapitalisme van de verlangensstructuur — een van de grootste aanjagers van de klimaatcrisis. En dan begint er iets te schuiven. Een belangrijk mensenrecht als FPIC (Free, Prior and Informed Consent) — dat garandeert dat inheemse volken het recht hebben om volledig geïnformeerd, voorafgaand en vrijwillig toestemming te geven of te weigeren voor projecten of beslissingen die invloed hebben op hun land, leefgebied of cultuur — wordt niet langer genegeerd. De discussies zijn hard, de belangen zwaar, maar de ritmes van het verzet zijn niet te dempen. COP30 is geen top vol beloften meer, maar een mutirão: een gezamenlijke roep om actie. De Amazone ademt, bloedt, vecht — en Belém luistert, moet luisteren. Hier klopt het hart van de aarde. Niet in de vergaderzalen, maar op straat.
Nog een paar maanden en dan is het zover: COP30. De VN-klimaatconferentie, Conference of the Parties, de dertigste alweer, vindt plaats van 10 tot 21 november 2025 in Belém in de Braziliaanse Amazonestaat Pará en staat voor grote uitdagingen om de effectiviteit van het VN-Klimaatverdrag te herstellen. President Lula van Brazilië benadrukte het belang van COP30 in Belém met de woorden: “Als iedereen het toch over de Amazone heeft, waarom zou je de klimaattop dan niet in een Amazonestaat houden”. COP30 valt samen met de tiende verjaardag van het Klimaatakkoord van Parijs en brengt wereldleiders, beleidsmakers, milieu-organisaties en anderen samen om te komen tot mondiaal gedragen beleid tegen klimaatverandering. Er wordt op ruim 50,000 deelnemers gerekend. Op 6 en 7 november, voorafgaand aan de hoofdconferentie, staat een top van staatshoofden gepland. De keuze voor Belém als gastheer onderschrijft de sterke relatie tussen de Amazone en het klimaat en is bedoeld om de aandacht te vestigen op het belang van het beschermen van ’s werelds grootste regenwoud. Het onderstreept de urgentie om ontbossing en verlies aan biodiversiteit aan te pakken. De verwachtingen zijn hoog: politici, bedrijven en maatschappelijke organisaties presenteren COP30 als een historisch moment om daadwerkelijk grootschalige klimaatactie te ondernemen, met het Amazonegebied centraal op de mondiale agenda. Op de natuur gebaseerde oplossingen Heeft COP30 nog zin? Het is een regelmatig gehoorde vraag na de chaotisch verlopen en als ineffectief beschouwde COP29. Sommigen bestempelden die als “surrealistisch” of zelfs als “zombie-COP”. COP29 vond plaats van 11 tot 22 november 2024 in Bakoe, Azerbeidzjan. De belangrijkste uitkomst was een akkoord over 300 miljard dollar per jaar aan klimaatfinanciering voor ontwikkelingslanden tegen 2035. Ontwikkelingslanden vroegen oorspronkelijk om 1,3 biljoen per jaar, maar kregen dit bedrag niet toegezegd; veel van de 300 miljard zal bovendien uit leningen bestaan. Weliswaar is ook in VN-documentatie expliciet een streefbedrag van 1,3 biljoen dollar per jaar genoemd voor 2035, maar dat geldt als bredere mobilisatie uit publieke en private bronnen — het bindende minimum voor overheden blijft 300 miljard. Verder schoot de conferentie volgens critici tekort in het aanpakken van fossiele brandstoffen en het verhogen van klimaatambities. Azerbeidzjans rol als olieproducerend gastland was voor menigeen controversieel. Veel organisaties beschouwden COP29 als mislukt, onder andere door het gebrek aan ambitie en transparantie. De aandacht en hoop richten zich nu op COP30. Naast discussies over het mobiliseren van de genoemde 1.3 biljoen dollar per jaar tegen 2035 ter ondersteuning van klimaatinitiatieven in ontwikkelingslanden en de nadruk die ligt op het integreren van genderperspectieven in klimaatbeleid, is er veel aandacht voor “Op de natuur gebaseerde oplossingen”. De geloofwaardigheid van de onderhandelingen tijdens de COPs en vooral de uitkomsten ervan staan echter onder druk. Een belangrijke reden is het ontbreken van effectieve wereldomvattende mechanismen voor handhaving van klimaatdoelstellingen. Gastland Brazilië is een voorbeeld. Ondanks eerdere toezeggingen stegen de broeikasgasemissies, en nam de regering conflicterende besluiten. Zo steunt President Lula olieboringen voor de monding van de Amazone, wat op gespannen voet staat met milieudoelstellingen. Staatsoliebedrijf Petrobras wil boren in een gebied met potentieel 5,6 miljard vaten olie. De heraanleg van de BR-319 door het Amazoneregenwoud, een 870 km lange snelweg tussen Manaus en Porto Velho, is een andere reden van zorg. Dit project beïnvloedt mogelijk een gebied van meer dan 300.000 vierkante kilometer, groter dan de staat São Paulo en raakt ook inheemse en beschermde gebieden. De klimaatimpact is groot door de hoeveelheid opgeslagen koolstof. Toch wil de regering het project doorzetten, ondanks eerdere toezeggingen om ontbossing te beperken. Brazilië stimuleert de economie, ook ten koste van het milieu. Met nog slechts enkele maanden te gaan tot COP30 keurde het congres een wetsvoorstel goed dat milieuregels voor mijnbouw, infrastructuur en landbouw versoepelt. Dit roept zorgen op over meer vervuiling, ontbossing en fossiele brandstofwinning. Bedrijfsleven en belangenverenigingen steunen het voor economische groei en betere toegang tot grondstoffen. Tegenstanders, waaronder milieuorganisaties en wetenschappers, noemen het een “verwoestingswetsvoorstel” en waarschuwen dat het de “groene reputatie” van Brazilië schaadt, vooral na de recente veiling van 34 olie- en gaswinningsblokken, waarvan sommige offshore in de monding van de Amazone liggen. (Bron: Climate Home News) Cruise control Belém is de hoofdstad van de Braziliaanse deelstaat Pará en wordt vanwege zijn ligging aan de monding van de Amazone wel de “Poort naar de Amazone” genoemd. Pará wordt voor het grootste deel bedekt door tropisch regenwoud. De staat heeft echter een complexe en problematische relatie met het Amazonegebied, onder meer door de voortdurende ontbossing. Naar schatting is ongeveer 17% van het Amazonewoud in Pará, dat een oppervlakte van circa 1.247.955 km² heeft, verdwenen. Dit leidt tot ernstige ecologische verstoringen. Daarnaast zorgt de uitbreiding van de soja-industrie voor verdere schade aan het milieu en de biodiversiteit en veroorzaakt de aanleg van nieuwe havens en transportroutes conflicten met lokale gemeenschappen. Voor COP30 worden, zoals gezegd, meer dan 50.000 deelnemers verwacht. Of Belém deze grote toestroom kan verwerken, is nog maar de vraag. De stad is voor de meeste internationale bezoekers alleen per vliegtuig bereikbaar, wat vooral onder activisten ethische vragen oproept. De infrastructuur in Belém wordt momenteel verbeterd om de conferentie mogelijk te maken. Sommige maatregelen zorgen echter ook voor nieuwe zorgen. Zo is er een nieuwe vierbaansweg aangelegd die dwars door het Amazonewoud loopt. Bedoeld om de bereikbaarheid voor COP30 te vergroten brengt de aanleg ervan juist extra ontbossing en lokale schade mee. De huisvesting van de deelnemers is eveneens onderwerp van discussie. Afgelopen week meldde Climate Home News dat slechts vier maanden voor de start van COP30 eindelijk is toegezegd dat 98 van de “kleinste ontwikkelingslanden en eilandstaten” als eerste toegang krijgen tot 3.900 kamers op twee cruiseschepen, die op 30 minuten rijden van de COP30-locatie liggen, voor maximaal 220 dollar per nacht. Onderhandelaars van deze landen noemen die prijs echter nog steeds “te hoog voor sommige van de armste en meest kwetsbare landen ter wereld”. Veel ontwikkelingslanden zijn ook niet opgenomen in de lijst van landen die het maximum van 220 dollar krijgen aangeboden. Zij moeten in plaats daarvan tot 600 dollar per nacht betalen. “Dit lijkt steeds meer op een […]









