Belém staat deze weken in het teken van COP30. Aan de rand van het Amazonewoud vormt de Braziliaanse stad het decor van de dertigste VN-klimaattop, tien jaar na het Akkoord van Parijs. Ruim vijftigduizend deelnemers, van wereldleiders tot inheemse vertegenwoordigers, proberen nieuw leven te blazen in het vastgelopen klimaatproces.
De keuze voor Belém is meer dan symbolisch. Terwijl in de conferentiezalen wordt onderhandeld over klimaatfinanciering en energietransities, woedt buiten de strijd tegen ontbossing en droogte. De Amazone is tegelijk onderwerp en spiegel van wat er op het spel staat.
Na de als mislukt beschouwde top in Bakoe hopen onderhandelaars op meer dan nieuwe beloftes. Maar Brazilië, het gastland dat zich graag als bruggenbouwer presenteert, voert een dubbel beleid. Terwijl Lula lof krijgt voor zijn groene ambities, versoepelde het parlement milieuregels en blijven olieboringen en snelwegprojecten omstreden.
In Belém klinkt iets dat niet uit de vergaderzalen komt: een andere urgentie, rauwer en dichter bij de grond. Tijdens de eerste week van COP30 botsten twee werelden op elkaar: die van de diplomatie en die van het woud.
Op straat geen beleidsjargon, maar geroep, gezang en trommelslagen. De Tupinambá en de Munduruku stonden daar, gezichten beschilderd, spandoeken omhoog. Ze vroegen niet om spreektijd aan de conferentietafels, ze eisten het. Sommigen drongen door tot voorbij de hekken van de VN-zone, vastbesloten aandacht te vragen voor wat buiten die muren speelt: de dreiging van privatisering van rivieren, nieuwe olieboringen in het hart van de Amazone, het gebrek aan medische zorg in hun dorpen.
“De COP luistert niet naar ons,” zei sjamaan Nato Tupinambá tegen persagentschap Amazônia Real. “Alleen wij kunnen over onze pijn spreken.”

Kort daarna sloeg de sfeer om. Agenten dreven de menigte uiteen; volgens getuigen werden ook vrouwen met kinderen tegengehouden. Mensenrechtenorganisaties spraken van buitensporig geweld en institutioneel racisme. Lula, zichtbaar geïrriteerd en met het oog van de wereldpers op zich gericht, maande tot “meer orde” rond de conferentie. De VN kondigde daarop een onderzoek aan naar het politieoptreden.
Binnen in de conferentiezalen zaten de gesprekken over het afbouwen van fossiele brandstoffen muurvast, vooral door weerstand van olieproducerende landen. Er was wat beweging rond bosbescherming en brandbeheer, maar het wantrouwen bleef, zwaar en stil als de vochtige lucht aan het eind van de dag boven Belém.
Tussen alle speeches en statistieken bleven de woorden van de inheemse leiders hangen: “De Amazone is geen decor, het is ons thuis.”
