Toen Paus Franciscus in 2015 Zuid-Amerika bezocht, kreeg hij bij aankomst in de Boliviaanse hoofdstad La Paz een zak cocabladeren cadeau, die hij hartelijk in ontvangst nam. Het gebruik van cocabladeren voor medicinale en religieuze doeleinden is onder de inheemse volken van Zuid-Amerika wijd verbreid.
24 juni 1997, Tocandira, Alto Rio Negro, Amazonas, Brazilië
In Tocandira wordt feestgevierd. Het is de dag van São João. Midden in het dorp wordt rond een hoge staak die behangen is met bananen een brandstapel opgericht. Straks, als het donker is, gaat de vlam erin. Renato houdt zich afzijdig omdat, zegt hij, het verbranden van de winter, waar het feest van is afgeleid, niets met de inheemse tradities heeft te maken: ‘Het is een Keltische gewoonte die hier niet thuishoort.’
De antropoloog is een schaduw onder het bladerafdak, net als de indiaan met wie hij op de grond zit te praten, zijn rug tegen de lemen hutwand geleund. Het droge klikgeluid van een aansteker. Een schroeilucht van papier met tabak. In het duister van het woud om ons heen zucht de nacht.
‘Wil je ook wat?’ Hij duwt een blikje in mijn handen. ‘Hier, in je wangen en onder je tong.’
Ik schep met een houtje wat poeder uit het blikje. Het spul knarst tussen mijn tanden. Volgens de inheemse bevolking stimuleert epadu, gemaakt van de bladeren van de cocaplant en de embaúba boom, de positieve geest. Nadat het blikje een paar keer rond is geweest voelt mijn tong verdoofd.
Uit de geluidsinstallatie onder het bladerdak van het gemeenschapshuis klinkt krakend muziek. ‘Kom, dansen,’ zegt Oséas, ‘de vrouwen wachten.’ ‘Renato?’ De laatste doet of hij niets hoort en gaat door met lepelen. Sommige van de oudere mannen naast hem ademen groene wolkjes, om hun monden een oranje krans van caxiri, maniokbier vermengd met gefermenteerd pompoensap.
De vrouw met wie ik dans – een mengeling van salsa en forró, twee huppeltjes naar links, twee naar rechts, soms iets er tussenin – en die nauwelijks tot mijn borst komt, giechelt de gaten tussen haar tanden bloot. Als de muziek is afgelopen, voegt ze zich weer bij de rij vrouwen die de houten banken met feestgangers langsgaan en hun kalebassen aanbieden om te drinken – eerst aan de mannen, vervolgens aan de vrouwen en daarna zijn de mannen weer aan de beurt.
Keer op keer komen ze langs, allemaal met hun eigen brouwsel. Weigeren is onbeleefd. Een van hen heeft wat epadu te pakken gekregen. Vrouwen is het gebruik daarvan verboden. Ze kijkt eerst omzichtig om zich heen of niemand haar ziet, voordat ze nieuwsgierig van het poeder likt.